Hallo!

Kind & Adolescent Praktijk, Mar 2013

Marike Serra

A PDF file should load here. If you do not see its contents the file may be temporarily unavailable at the journal website or you do not have a PDF plug-in installed and enabled in your browser.

Alternatively, you can download the file locally and open with any standalone PDF reader:

http://link.springer.com/content/pdf/10.1007%2Fs12454-013-0001-9.pdf

Hallo!

- Een nieuw jaar met een nieuw begin! In het december nummer schreef Else de Haan al over het naderende afscheid van vier redactieleden, waaronder de eindredacteur en de hoofdredacteur. Zij hebben inmiddels afscheid genomen. Een warm afscheid waaruit bleek met hoeveel plezier en enthousiasme de redactieleden ruim tien jaar lang Kind & Adolescent Praktijk maakten. Annelies de Bildt en ondergetekende hebben, als nieuwe eind- en hoofdredacteur, met de redactie kennisgemaakt en we voelden ons zeer welkom. Binnenkort wordt onze redactie hopelijk nog versterkt met twee of drie nieuwe redactieleden. Daarmee zijn we weer op sterkte en kunnen we vol vertrouwen en spirit verder met het maken van dit prachtige Het eerste nummer van dit jaar is nog een coproductie van oud en nieuw. Else de Haan en Constance Dolman leverden beiden nog een belangrijke bijdrage. Annelies en ikzelf zetten, onder de hoede van beide dames, onze eerste schreden op het redactionele pad. Else schreef samen met Ingeborg Visser een artikel voor dit nummer en wordt bovendien geprezen door Marcel van den Hout voor het opiniestuk dat zij tien jaar geleden schreef over diagnostiek in de jeugd-ggz. Wie weet leest u in de komende nummers nog meer bijdragen van beide schrijfsters. Wij hopen het Marcel van den Hout schrijft in zijn column Over schrijven dat het artikel van Else de Haan hem nog steeds helder voor de geest staat. De Haan onderbouwt daarin haar mening dat de zeer uitgebreide diagnostiek die men gewoonlijk uitvoert in de jeugd-ggz niet bijdraagt tot een betere behandeling. In de diagnostiek, die nogal eens maanden in beslag neemt, wordt veel informatie verzameld die vaak niets te maken heeft met de problemen waarvoor het kind bij de hulpverlener komt. Er wordt gezocht naar oorzaken van de problemen in de voorgeschiedenis terwijl daarvoor onvoldoende evidentie is en men maakt gebruik van niet-valide instrumenten. Diagnostiek, zo betuigt De Haan, heeft enkel zin als deze bijdraagt aan de keuze van de behandeling en dat is vaak niet zo. Ik ben het eens met Van den Hout. Het was, en is, een uiterst relevant thema. Vooral ook nu ons werkveld te maken krijgt met een toenemende druk om korter te behandelen. Welke onderdelen van de diagnostiek dragen werkelijk bij aan de keus van de behandeling? En hoe kunnen we deze diagnostiek zo betrouwbaar en valide mogelijk uitvoeren? Gelukkig is er ook het een en ander veranderd in de afgelopen jaren. Op veel plaatsen is de diagnostiek niet meer een maanden in beslag nemend proces, maar wordt al zo snel mogelijk gestart met behandelen. Ook spitst de diagnostiek zich steeds meer toe op de specifieke klacht of de hulpvraag waarmee ouders en kinderen zich melden en gebruiken behandelaars steeds vaker een instrument om de klachten in kaart te brengen en hun behandeling te evalueren. Het monitoren van behandelresultaten (ROM) met behulp van vragenlijsten wordt langzamerhand gemeengoed. Al deze veranderingen kunnen bijdragen aan een betere kwaliteit van de zorg aan kinderen, jongeren Toch zijn valide en betrouwbare diagnostische instrumenten schaars. Mogelijk heeft dit te maken met het feit dat aanvragen voor onderzoek naar betrouwbaarheid en normering van instrumenten door subsidiegevers vrijwel nooit worden gehonoreerd. Jammer, want instrumenten zijn zowel voor wetenschappelijk onderzoek als voor de klinische praktijk onontbeerlijk. We zijn daarom blij met het artikel van Oda Bauhaus en haar collegas over de MINI KID. De MINI KID is een kort semigestructureerd diagnostisch interview voor de classificatie van psychische problemen bij kinderen en jongeren. Dat de afname slechts veertig minuten duurt, maakt de MINI KID goed bruikbaar in de klinische praktijk. Het interview kan, kosteloos, worden opgevraagd bij de auteurs. Dat stimuleert mogelijk ook het gebruik door anderen en misschien zelfs wel verder onderzoek naar de Nederlandse MINI KID. Hoewel het aantal tienermoeders in Nederland daalt en het op jonge leeftijd krijgen van kinderen niet per definitie een probleem hoeft te zijn, is er een kleine groep jonge moeders (5-8% van alle tienermoeders) die extra en intensieve zorg nodig heeft. Het gaat om meisjes met ernstige gedragsproblemari Ke serra Hoofdredacte Ur men die verblijven in een instelling voor (gesloten) jeugdzorg. Veel van deze meiden hebben een geschiedenis van onveilige hechting en zijn vaak getraumatiseerd door misbruik, verwaarlozing of mishandeling. Het risico dat ze door deze ervaringen niet voldoende responsief kunnen reageren op hun baby is groot en daardoor ook de kans dat deze babys zich onvoldoende veilig kunnen hechten aan hun moeder. Tess Fliers en Leoniek Kroneman beschrijven hoe deze meiden worden opgevangen in het Moeder&Kindhuis. Daar helpt men de meisjes bij het verwerken van hun traumatische ervaringen, bijvoorbeeld door middel van EMDR of CGT en wordt door middel van de zogenoemde Moeder-Baby Interventie geprobeerd de interactie tussen de jonge moeders en hun babys te verbet (...truncated)


This is a preview of a remote PDF: http://link.springer.com/content/pdf/10.1007%2Fs12454-013-0001-9.pdf

Marike Serra. Hallo!, Kind & Adolescent Praktijk, 2013, pp. 2-3, Volume 12, Issue 1, DOI: 10.1007/s12454-013-0001-9