A PDF file should load here. If you do not see its contents
the file may be temporarily unavailable at the journal website
or you do not have a PDF plug-in installed and enabled in your browser.
Alternatively, you can download the file locally and open with any standalone PDF reader:
http://link.springer.com/content/pdf/10.1007%2Fs12454-013-0001-9.pdf
Hallo!
-
Een nieuw jaar met een nieuw begin!
In het december nummer schreef Else de
Haan al over het naderende afscheid
van vier redactieleden, waaronder de
eindredacteur en de hoofdredacteur. Zij
hebben inmiddels afscheid genomen.
Een warm afscheid waaruit bleek met
hoeveel plezier en enthousiasme de
redactieleden ruim tien jaar lang Kind &
Adolescent Praktijk maakten. Annelies
de Bildt en ondergetekende hebben, als
nieuwe eind- en hoofdredacteur, met de
redactie kennisgemaakt en we voelden
ons zeer welkom. Binnenkort wordt
onze redactie hopelijk nog versterkt
met twee of drie nieuwe redactieleden.
Daarmee zijn we weer op sterkte en
kunnen we vol vertrouwen en spirit
verder met het maken van dit prachtige
Het eerste nummer van dit jaar is nog
een coproductie van oud en nieuw.
Else de Haan en Constance Dolman
leverden beiden nog een belangrijke
bijdrage. Annelies en ikzelf zetten, onder
de hoede van beide dames, onze eerste
schreden op het redactionele pad. Else
schreef samen met Ingeborg Visser
een artikel voor dit nummer en wordt
bovendien geprezen door Marcel van
den Hout voor het opiniestuk dat zij tien
jaar geleden schreef over diagnostiek
in de jeugd-ggz. Wie weet leest u in de
komende nummers nog meer bijdragen
van beide schrijfsters. Wij hopen het
Marcel van den Hout schrijft in zijn
column Over schrijven dat het artikel
van Else de Haan hem nog steeds
helder voor de geest staat. De Haan
onderbouwt daarin haar mening dat de
zeer uitgebreide diagnostiek die men
gewoonlijk uitvoert in de jeugd-ggz
niet bijdraagt tot een betere
behandeling. In de diagnostiek, die nogal eens
maanden in beslag neemt, wordt veel
informatie verzameld die vaak niets te
maken heeft met de problemen
waarvoor het kind bij de hulpverlener komt.
Er wordt gezocht naar oorzaken van
de problemen in de voorgeschiedenis
terwijl daarvoor onvoldoende evidentie
is en men maakt gebruik van niet-valide
instrumenten. Diagnostiek, zo betuigt De
Haan, heeft enkel zin als deze bijdraagt
aan de keuze van de behandeling en
dat is vaak niet zo.
Ik ben het eens met Van den Hout. Het
was, en is, een uiterst relevant thema.
Vooral ook nu ons werkveld te maken
krijgt met een toenemende druk om
korter te behandelen. Welke onderdelen
van de diagnostiek dragen werkelijk bij
aan de keus van de behandeling? En
hoe kunnen we deze diagnostiek zo
betrouwbaar en valide mogelijk uitvoeren?
Gelukkig is er ook het een en ander
veranderd in de afgelopen jaren. Op
veel plaatsen is de diagnostiek niet
meer een maanden in beslag nemend
proces, maar wordt al zo snel mogelijk
gestart met behandelen. Ook spitst de
diagnostiek zich steeds meer toe op
de specifieke klacht of de hulpvraag
waarmee ouders en kinderen zich
melden en gebruiken behandelaars steeds
vaker een instrument om de klachten
in kaart te brengen en hun
behandeling te evalueren. Het monitoren van
behandelresultaten (ROM) met behulp
van vragenlijsten wordt langzamerhand
gemeengoed. Al deze veranderingen
kunnen bijdragen aan een betere
kwaliteit van de zorg aan kinderen, jongeren
Toch zijn valide en betrouwbare
diagnostische instrumenten schaars.
Mogelijk heeft dit te maken met het feit
dat aanvragen voor onderzoek naar
betrouwbaarheid en normering van
instrumenten door subsidiegevers vrijwel
nooit worden gehonoreerd. Jammer,
want instrumenten zijn zowel voor
wetenschappelijk onderzoek als voor
de klinische praktijk onontbeerlijk. We
zijn daarom blij met het artikel van Oda
Bauhaus en haar collegas over de MINI
KID. De MINI KID is een kort
semigestructureerd diagnostisch interview voor
de classificatie van psychische
problemen bij kinderen en jongeren. Dat de
afname slechts veertig minuten duurt,
maakt de MINI KID goed bruikbaar in
de klinische praktijk. Het interview kan,
kosteloos, worden opgevraagd bij de
auteurs. Dat stimuleert mogelijk ook het
gebruik door anderen en misschien zelfs
wel verder onderzoek naar de
Nederlandse MINI KID.
Hoewel het aantal tienermoeders in
Nederland daalt en het op jonge leeftijd
krijgen van kinderen niet per definitie
een probleem hoeft te zijn, is er een
kleine groep jonge moeders (5-8%
van alle tienermoeders) die extra en
intensieve zorg nodig heeft. Het gaat
om meisjes met ernstige
gedragsproblemari Ke serra
Hoofdredacte Ur
men die verblijven in een instelling voor
(gesloten) jeugdzorg. Veel van deze
meiden hebben een geschiedenis van
onveilige hechting en zijn vaak
getraumatiseerd door misbruik, verwaarlozing
of mishandeling. Het risico dat ze
door deze ervaringen niet voldoende
responsief kunnen reageren op hun
baby is groot en daardoor ook de kans
dat deze babys zich onvoldoende veilig
kunnen hechten aan hun moeder.
Tess Fliers en Leoniek Kroneman
beschrijven hoe deze meiden worden
opgevangen in het Moeder&Kindhuis.
Daar helpt men de meisjes bij het
verwerken van hun traumatische
ervaringen, bijvoorbeeld door middel van
EMDR of CGT en wordt door middel
van de zogenoemde Moeder-Baby
Interventie geprobeerd de interactie
tussen de jonge moeders en hun babys
te verbet (...truncated)