'In den beginne was het woord'. De vroege groei van 'parlementen' in de middeleeuwse vorstendommen der Nederlanden

BMGN - Low Countries Historical Review, Jan 2005

In the beginning, there was the word. The early evolution of parliament in the mediaeval princedoms of the Netherlands ‘Parliaments’ or representative political institutions in the princedoms of the Low Countries came about as a result of political practice rather than any legislative initiative. There is a clear link with the early and exceptional degree of urbanisation: the earliest manifestations of institutions that deal with aspects that could be described as representing the people appear in an urban context. From the protection and promotion of the interests of the urban elites grew the practice of limiting the princely manifestations of power or at least subjecting them to some control from the top down. This practice resulted in the development of a political culture in which basic values such as communication, participation and co-management played a central role.   However, the final result was not entirely flawless: a tendency towards oligarchy among those in representative functions and a complex entanglement of financial interests reduced the effectiveness of the institutions, while the growth of princely power and the accumulation of coercive power in the hands of the prince was not held in check by any form of critical opposition from those who represented the people.   This article is part of the special issue 'Parlementen in de Nederlanden'.

A PDF file should load here. If you do not see its contents the file may be temporarily unavailable at the journal website or you do not have a PDF plug-in installed and enabled in your browser.

Alternatively, you can download the file locally and open with any standalone PDF reader:

http://www.bmgn-lchr.nl/articles/10.18352/bmgn-lchr.6249/galley/6303/download/

'In den beginne was het woord'. De vroege groei van 'parlementen' in de middeleeuwse vorstendommen der Nederlanden

BMGN 'In den beginne was het woord'. De vroege groei van 'parlementen' in de middeleeuwse vorstendommen der Nederlanden MARC BOONE Dit artikel wil de stand van zaken betreffende onze kennis van Middeleeuwse 'parlementen' in de Nederlanden opmaken. Zoals wel meer gebeurt met instellingen uit de Middeleeuwen, zijn ook de 'representatieve politieke organen' het gevolg van een geleidelijke ontwikkeling en niet van een ideologisch onderbouwd, gepland initiatief. Deze groei beantwoordde in de oude Nederlanden aan de behoefte om verschillende groepen binnen een vlug evoluerend en essentieel stedelijk politiek landschap met elkaar in dialoog te laten treden. Deze ontwikkeling is, hoe kan het ook anders, voor de verschillende gewesten van de Nederlanden niet gelijk geweest en wordt gekenmerkt door een ander chronologisch verloop. De omvang en het politieke gewicht van de steden en het tijdstip waarop een en ander zich heeft gemanifesteerd, zijn daarbij doorslaggevende invloeden gebleken. Zo doet een en ander zich in het oude graafschap Vlaanderen reeds in de twaalfde eeuw voor. Een eenmaal in gang gezette ontwikkeling fungeerde vaak als voorbeeld of inspiratie voor andere vorstendommen. Het ontbreken van een duidelijk omlijnde start en in vele gevallen zelfs van directe bronnen (zoals notulen van vergaderingen, agenda's en convocaties en van lijsten van afgevaardigden) heeft er toe geleid dat ook deze prille volksvertegenwoordiging ongelijk en op indirecte wijze in beeld komt. Vandaar de vele noodzakelijke omtrekkende bewegingen van het onderzoek, die ook in de navolgende tekst aanwijsbaar blijven, zoals de benadering via het vergaderritme en het profiel van de 'vertegenwoordigers'. Centraal blijft evenwel het aspect van de bijdrage aan het tot stand komen van een eigen politieke cultuur, typerend voor de Nederlanden en werkzaam in het perspectief van de 'longue dur?e'.1 - EEN POLYFOON GEZELSCHAP. DE MIDDELEEUWSE POLITIEKE GEMEENSCHAP IN HET GRAAFSCHAP VLAANDEREN Op 16 februari 1128 sprak de edelman Iwein van Aalst in Gent de volgende woorden tot de recent door de Franse koning, leenheer van het graafschap Vlaanderen, aangestelde nieuwe Vlaamse graaf, de Normandische edelman Willem Clito:2 1 Inspirerend in dit verband is het essay van H. Pleij, Erasmus en het poldermodel (Amsterdam, 2005) dat ik tijdens het herwerken van een eerdere versie van deze tekst in de geest van de suggesties vanwege de redactie (waarvoor overigens oprechte dank) heb gelezen. 2 De grafelijke waardigheid werd op dat ogenblik waargenomen door de Normandische edelman Willem Clito, een kleinzoon van Willem de Veroveraar en van Mathilde van Vlaanderen en een in de ogen van de Franse koning, Lodewijk VI, geschikte kandidaat om de door de moord op graaf Karel de Goede vacante Het is goed bekend wat al geweld en plundering gij te Rijsel hebt aangericht en hoe onrechtmatig en boosaardig gij de burgers van Sint-Omaars hebt vervolgd en nu wilt ge nog, als gij kunt, de burgers van Gent slecht bejegenen. Maar gij moet ons, omdat gij onze heer en de heer van geheel Vlaanderen zijt, in redelijkheid tegemoet treden en niet met geweld en boosaardigheid. Roep, als het u belieft, uw raad bijeen te Ieper, een plaats die midden in uw land gelegen is, en mogen de leiders van beide kampen en onze mede-pairs en alle vroede mannen onder de geestelijken en de leken samenkomen in vrede en ongewapend, kalm van gemoed en weloverwogen, zonder arglist en kwade bedoelingen, en dat zij een oordeel vellen! Als gij dan zonder schade voor de eer van het land de grafelijke macht nog kunt behouden, wil ik dat gij die behoudt. Wanneer gij echter iemand zijt die laat ik maar zeggen buiten de wet staat, een trouweloze konkelaar, een eedbreker, ga dan weg uit het graafschap en laat het ons toevertrouwen aan een man die de wet respecteert.3 Over dit bewuste fragment uit het zogenaamde ?dagboek? van grafelijk klerk Galbert van Brugge is al veel te doen geweest. Voor de studie van wat later ?parlementarisme? is genoemd, is van belang dat hier expliciet en chronologisch zeer vroeg, als mogelijke en gewenste uitkomst uit een politieke impasse gewezen wordt op overleg, op deelname aan dit overleg door een selectie van ?vroede mannen? die de verschillende ?standen? uit de samenleving vertegenwoordigen en dat bij dit overleg redelijkheid en eer centraal staan. Het overleg op zich dient zich aan in de context van wat toen een evident en vertrouwd kader was: de (uitgebreide) grafelijke raad, het orgaan waarin de vorst in dialoog trad met zijn onderdanen. Verder is de tekst doordrongen van een aan de feodaliteit ontleende idee van wederkerigheid in een politieke relatie: het denken in termen van een contract. Deze ?pre-constitutionele? idee, namelijk dat het optreden van de graaf dient te worden getest of het al dan niet in overeenstemming gebracht kan worden met wat door Galbert als ?de eer van het land? wordt omschreven, is heel belangrijk. Onvermijdelijk denkt men daarbij aan de bewust (...truncated)


This is a preview of a remote PDF: http://www.bmgn-lchr.nl/articles/10.18352/bmgn-lchr.6249/galley/6303/download/

M. Boone. 'In den beginne was het woord'. De vroege groei van 'parlementen' in de middeleeuwse vorstendommen der Nederlanden, BMGN - Low Countries Historical Review, 2005, pp. 338-361, Volume 120, Issue 3, DOI: 10.18352/bmgn-lchr.6249