Chirurgijns op de schepen van de Verenigde Oost-Indische Compagnie

Tijdschrift voor Medisch Onderwijs, Aug 2009

Samenvatting ‘In ons Vaderland, daar de Heelkunde op den veragtelijksten voet is, en eeniglijk in onze voornaame steden door eenige bekwame handartzen voor een volstrekt verval bewaard wordt, beginnen onze ScheepsDoctoren hun onderwijs met baardscheren, daarna komt'er Pleisters smeeren en Aderlaaten bij; de Patroon stopt zijnen leerling vervolgens een kort Begrip van Ontleed en Heelkunde in de Hand; een gelukkig geheugen en eenige geradbraakte Latijnsche Kunstwoorden volmaakten de zaak. Een jammerlijk Examen volgt, eenige Guldens worden betaald, en zie daar mijn Aesculaap voorzien van een zeebrief waarbij hem geoorloofd wordt de zeebouwende Onderdaanen van den Staat door alle de vier Werelddelen te medicamenteeren tot ‘er geneezing of de Dood na volgt.’

A PDF file should load here. If you do not see its contents the file may be temporarily unavailable at the journal website or you do not have a PDF plug-in installed and enabled in your browser.

Alternatively, you can download the file locally and open with any standalone PDF reader:

https://link.springer.com/content/pdf/10.1007%2FBF03081788.pdf

Chirurgijns op de schepen van de Verenigde Oost-Indische Compagnie

'In ons Vaderland, daar de Heelkunde op den veragtelijksten voet is, en eeniglijk in onze voornaame steden door eenige bekwame handartzen voor een volstrekt verval bewaard wordt, beginnen onze ScheepsDoctoren hun onderwijs met baardscheren, daarna komt'er Pleisters smeeren en Aderlaaten bij; de Patroon stopt zijnen leerling vervolgens een kort Begrip van Ontleed en Heelkunde in de Hand; een gelukkig geheugen en eenige geradbraakte Latijnsche Kunstwoorden volmaakten de zaak. Een jammerlijk Examen volgt, eenige Guldens worden betaald, en zie daar mijn Aesculaap voorzien van een zeebrief waarbij hem geoorloofd wordt de zeebouwende Onderdaanen van den Staat door alle de vier Werelddelen te medicamenteeren tot 'er geneezing of de Dood na volgt.' - Dit schrijft de achttiende-eeuwse arts Jacob Voegen van Engelen over de scheepschirurgijns die toen dienden op de schepen van bijvoorbeeld de Verenigde Oost-Indische Compagnie (VOC) of bij de marine. De scheepschirurgijns uit het tijdperk van de zeilvaart hadden een volstrekt negatief imago zij hebben het nog. Maar klopt dat beeld wel? Waren de scheepschirurgijns van de zeventiende en achttiende eeuw wel zo slecht opgeleid en onbekwaam? De medische wereld van de zeventiende en achttiende eeuw was van mening dat de lichaamssappen (humoren) bij een gezond mens in evenwicht waren. Wanneer iemand ziek werd, was dat evenwicht verstoord en moest het worden hersteld. Dat deed men door purgeren, aderlaten, klisteren, door verbanden aan te leggen en dranken voor te schrijven. Dit was het vakgebied van de chirurgijn. Hij kreeg zijn opleiding in een chirurgijnsgilde. Uit onderzoek blijkt dat de opleiding van chirurgijnsleerling tot meesterchirurgijn in de achttiende eeuw meestal een jaar of tien duurde. De leerling schreef zich rond zijn veertiende in bij het gilde, kreeg een plaats bij een meesterchirurgijn bij wie hij het vak ging leren, behaalde binnen een jaar of zes zijn knecht-examen en studeerde rond zijn 25ste af met het afleggen van de meesterproef die gewoonlijk bestond uit het slijpen van lancetten, het aderlaten, het trepaneren van een schedel en uit een theoretisch examen over de anatomie van botten en aderen, chirurgie en de materia chirurgica. De heelkunde was het terrein van de chirurgijn, in tegenstelling tot dat van de geneeskunde dat werd beoefend door de universitair geschoolde arts. Was deze heelkundige opleiding voldoende voor het werk aan boord van de schepen van de Verenigde Oost-Indische Compagnie? De VOC was de belangrijkste maritieme handelsorganisatie van de Republiek der Verenigde Nederlanden. Zij was opgericht in 1602 en ging ten onder in 1799. De Compagnie bezat het handelsmonopolie voor de producten uit Azi, zoals peper, nootmuskaat, Indiaas katoen, Chinese thee en Japanse zijde. Om dit handelsmonopolie af te dwingen had de VOC het recht er een leger op na te houden, oorlog te voeren, gebieden te veroveren en verdragen te Chirurgijns op de schepen van de VOC | I.D.R. Bruijn sluiten met locale heersers. Zij was, kortom, een verlengstuk van de staat. Gedurende de twee eeuwen van haar bestaan heeft de VOC voortdurend oorlog gevoerd, zowel te land als ter zee. Zo veroverde zij een enorm handelsgebied, dat zich uitstrekte van Kaap de Goede Hoop tot en met Japan. Om de schepen te bemannen, de legers van soldaten te voorzien, handel te drijven en de Aziatische bezittingen te besturen, had de Compagnie manschappen nodig. En niet zo weinig ook. Alleen al aan scheepsbemanningen had de VOC jaarlijks ongeveer 25.000 man nodig; dan hebben we het nog niet eens over de grote aantallen soldaten. De schepen die ieder jaar naar Azi voeren, werden volgestouwd met zo veel mogelijk zeelieden en militairen. Een uitvarend schip telde gemiddeld 200 tot 300 opvarenden, waaronder ongeveer honderd soldaten. Tussen 1602 en 1795 zijn op de schepen van de VOC ongeveer n miljoen mensen vertrokken uit de Republiek. En op elk van de schepen waren chirurgijns te vinden. Hun aanwezigheid was op zich al bijzonder; een scheepsdokter aan boord van schepen die de wereldzeen bevoeren was tot dan toe geen automatisme geweest. In het tijdperk van vr de VOC (en vr de twee jaar eerder opgerichte Engelse OostIndische Compagnie) waren het vooral de Spaanse en Portugese galjoenen die de oceanen hadden bevaren. Scheepsdoktoren aan boord waren toen zeldzaam. Er ging wel eens een arts mee, maar dan als persoonlijke lijfsheer van een hooggeplaatste zeeofficier, en niet voor de gezondheid van de bemanning. Het werd op de Spaans/ Portugese galjoenen vooral belangrijk geacht dat de menselijke ziel zijn reis naar de Hemel (dan wel de Hel) goed voorbereid aanvaardde. Zodoende waren er wel altijd priesters aan boord. Toen de Nederlanders (en de Engelsen) het Portugese imperium overnamen, richtten zij zich meteen op het lijfsbehoud van de opvarenden van de schepen die in de onbekende landen met onbekende ziekten kennis maakten. Op elke Oost-Indivaarder plaatste de VOC drie scheepschirurgijns: een (...truncated)


This is a preview of a remote PDF: https://link.springer.com/content/pdf/10.1007%2FBF03081788.pdf

Iris Bruijn. Chirurgijns op de schepen van de Verenigde Oost-Indische Compagnie, Tijdschrift voor Medisch Onderwijs, 2009, pp. 180-182, Volume 28, Issue 4, DOI: 10.1007/BF03081788