Minicapsule Ziet Barrett-Oesofagus

Mednet, Feb 2013

Bohn Stafleu van Loghum

A PDF file should load here. If you do not see its contents the file may be temporarily unavailable at the journal website or you do not have a PDF plug-in installed and enabled in your browser.

Alternatively, you can download the file locally and open with any standalone PDF reader:

http://link.springer.com/content/pdf/10.1007%2Fs12462-013-0053-4.pdf

Minicapsule Ziet Barrett-Oesofagus

Overzichtsbeeld 7Tesla MRI hersenen - MINICAPSULE ZIET BARRETTOESOFAGUS Een capsule ter grootte van een multivitaminepil geeft een gedetailleerder microscopisch beeld van de oesofaguswand en kan patinten screenen op een Barrettoesofagus. De techniek is ontwikkeld in het Massachusetts General Hospital en onderzocht bij dertien vrijwilligers met en zonder Barrett-oesofagus. Het onderzoek is gepubliceerd in Nature Medicine. In de capsule zit een snel roterende lasertip die nabij-infrarood licht uitzendt en sensoren die het door de slokdarm wand gereecteerde licht weer opneemt. De capsule is met een koordje verbonden aan de beeldvormingsconsole, daalt door spiercontractie af in de slokdarm en kan met het touwtje weer opgehaald worden. De caspule brengt in minder dan een minuut de hele oesofagus in beeld. Het diagnostische onderzoek vergt ongeveer 6 minuten; regulier endoscopisch onderzoek ongeveer 90 minuten. De capsule geeft in een driedimensionaal beeld van de oesofaguswand veel meer detailinformatie dan een hoge-resolutie endoscopie. Bij een kwart van de patinten met een herseninfarct zijn kleine gebiedjes van inammatie in de kleine hersenvaten zichtbaar. Dat is een van de klinisch relevante resultaten die voortkomt uit onderzoek met de 7 Tesla MRI in het UMC Utrecht. In ons land zijn drie van deze apparaten in gebruik en voorzichtig aan worden die ingezet voor meer klinisch toepassingen. Den kan in de beschikbare MRI-tijd weefsel in e 7 Tesla MRI geeft een heel hoog signaal af meer detail afbeelden. In UMC Utrecht werken koppels van technische en medische onderzoekers aan mogelijke toepassingen van het nieuwe MRI-apparaat. Zo werkt radioloog Jeroen Hendrikse samen met hoogleraar MRI Beeldvorming Peter Luijten. Hendrikse richt zicht vooral op onderzoek naar herseninfarcten. Waarschijnlijk speelt bij een herseninfarct net als bij een hartinfarct atherosclerose een belangrijke rol. Tot nog toe was de vaatwand van de hersenvaten voor ons onzichtbaar. Die kunnen we nu heel gedetailleerd afbeelden en beoordelen op kleine afwijkingen. Recent heeft Hendrikse een onderzoek gepubliceerd in Stroke. Hij vond bij een kwart van de patinten met een herseninfarct verspreid door de hersenen kleine gebiedjes van inammatie. De vondst wijst volgens Hendrikse op atherosEind maart kan de PET/MRI-scanner in het VUmc naar verwachting voor de eerste indicaties in de patintenzorg gebruikt worden. Het VUmc werkt in de frontlinie met deze nieuwe techniek en diverse medisch wetenschappelijke onderzoeksprojecten op dit terrein. Voncologie bij de afdeling Radiologie & olgens Otto Hoekstra, cordinator thema Nucleaire Geneeskunde van het VUmc, biedt de PET/MRI volop mogelijkheden. We kunnen de superieure anatomie en fysiologische informatie van een MRI combineren met biologische informatie van PET. Als we meerdere parameters binnen n patint zichtbaar willen maken, is dit een veel krachtiger instrument dan PET/CT. We krijgen als het ware niet-invasief biopten van het hele lichaam met meer informatie, waar we ook kwantitatief aan kunnen meten en met minder stralingsbelasting. Positron emissietomograe (PET) maakt met licht-radioactieve tracers biologische kenmerken van bijvoorbeeld tumoren en neurodegeneratieve ziekten zichtbaar. Op dit moment wordt vooral gebruik gemaakt van 18F-FDG om te stadiren en e ecten van behandelingen te meten. PET-onderzoek wordt altijd verricht in combinatie met een CT-scan voor de anatomische informatie en waar nodig aangevuld met een MRI. Als er indicatie voor een MRI is, wil Hoekstra nagaan of de PET/CT kan plaatsmaken voor een PET/MRI. In de oncologie denkt hij dan aan tumorlokalisaties waarbij MRI superieur is aan CT, bijvoorbeeld door een beter contrast binnen weke delen en in onderzoek bij kinderen en jongvolwassenen om de stralingsbelasting te beperken. In een aantal indicaties acht Hoekstra het nut van PET/MRI zo plausibel, dat hij daar meteen aan de slag kan, andere indicaties vergen meer onderzoek. Als voorbeeld noemt hij lymfekliermetastasen in de hals met een onbekende primaire tumor. Diagnostiek met PET/MRI kan daar ook meteen consequenties voor de behandeling hebben. Als scans en biopten geen primaire tumor vinden, wordt een patint ongericht bestraald in het hele gebied waar de primaire tumor zich mogelijk bevindt, wat gepaard gaat met een grotere morbiditeit door de bestraling. Door PET/MRI hopen we vaker de primaire tumor te vinden en het bestralingsveld te beperken. Verder ziet hij mogelijkheden binnen de KNO, bij lymfomen of gynaecologische tumoren, epilepsie, dementie en in de cardiologie, waar MRI ook fysiologische parameters als doorbloeding kan meten. In het wetenschappelijk onderzoek ziet hij vooral mogelijkheden bij de beoordeling van de e ectiviteit van targeted therapy bij gemetastaseerde tumoren zoals een melanoom, prostaatkanker of borstkanker. Daarvoor (...truncated)


This is a preview of a remote PDF: http://link.springer.com/content/pdf/10.1007%2Fs12462-013-0053-4.pdf

Bohn Stafleu van Loghum. Minicapsule Ziet Barrett-Oesofagus, Mednet, 2013, pp. 32, Volume 6, Issue 2, DOI: 10.1007/s12462-013-0053-4