BYE
150 KIND EN ADOLESCENT PRAKTIJK
-
Wij beoordelen mensen. Wij
beoordelen hun klachten en problemen,
stellen een diagnose en adviseren
een behandeling. Ons oordeel wordt
meestal serieus genomen. Zou het
daardoor komen dat we soms
doorschieten in dat oordeel? Dat we ons
nog steeds, hoewel gelukkig minder
dan vroeger, oordelen aanmeten over
bijvoorbeeld oorzaken van
problemen, zonder dat die oordelen op
gedegen kennis zijn gebaseerd? En,
erger nog, zonder de instemming van
de betrokkenen? Hoe vaak worden
er nog gezinsproblemen
gediagnosticeerd, ook al zijn de gezinsleden
tevreden over thuis? Hoe vaak wordt
nog gezegd dat de medisch niet
verklaarde lichamelijke klachten tussen
de oren zitten, hoewel de betrokkene
niets voelt tussen die oren? Hoe vaak
hebben jongeren die zich niet thuis
voelen in hun lichaam als jongen of
meisje, een hulpverlener tegenover
zich gekregen die naarstig op zoek
ging naar een verklaring voor deze
vreemde sensaties? En hoe
gelukkig moeten ze zijn geweest bij een
hulpverlener die luisterde naar wat ze
te vertellen hadden en geen
verklaringen zocht of het probleem als een
uiting van een ander probleem zag.
Dat gebeurt al 25 jaar lang in het
Kennis- en Zorgcentrum voor
Genderdysforie, in VU Medisch Centrum in
Amsterdam. Annelou de Vries deed
daar onderzoek naar psychische
problemen bij deze jongeren voor
en na de behandeling. In Hij is een
meisje, zij is een jongen; over
genderdysfore adolescenten, beschrijft zij
de belangrijkste resultaten. Bovendien
krijgt u een kijkje in het werk van het
Genderteam.
Gelukkig zijn onze oordelen steeds
minder afhankelijk van onze
privopvattingen of (voor)oordelen, zoals dat
vroeger strijk en zet was in de
psychiatrie. We gebruiken
gestandaardiseerde meetinstrumenten, waardoor
de kans groter is dat verschillende
beoordelaars tot dezelfde conclusie
komen. Gelukkig zijn deze
instrumenten er nu ook voor de diagnose
borderline persoonlijkheidsstoornis (BPS).
Die diagnose was vroeger nogal
eens een synoniem voor aanstellerig,
vervelend, hysterisch, onaangenaam
etc. Eerder een scheldwoord dan een
diagnose. Janet Noorloos ontwierp
met haar team een richtlijn voor de
diagnostiek van BPS. Helderheid en
duidelijkheid zijn geboden.
Diagnoses als Trekken van BPS en BPS
in ontwikkeling mogen niet meer. In
Diagnostiek en indicatiestelling bij
adolescenten met een Borderline
Persoonlijkheidsstoornis leest u welke
stappen u moet ondernemen voor de
heldere en duidelijke diagnostiek.
Wij diagnosticeren om te weten wat
en hoe (en of) we gaan behandelen.
Diagnose en behandeling horen een
innig verbond te hebben. Dat innig
verbond bestaat ook voor de
diagnose PTSS: EMDR,STEPS, TF-CBT, om
een paar behandelingen die bij PTSS
horen te noemen. Hoewel
aangetoond effectief, werken deze
behandelingen niet bij iedereen. Gelukkig
concludeerden Laura Leenarts en
haar collegas niet dat de
getraumatiseerde meisjes die zij in hun gesloten
jeugdzorginstelling te behandelen
kregen, niet gemotiveerd waren toen
de traumabehandeling niet aansloeg.
Zij ontwikkelden een programma om
de hindernissen voor de
traumabehandeling weg te nemen: Stapstenen.
Leenarts en haar collegas Leoniek
Kroneman, Rene Beer, Theo
Doreleijers en Roman Lindauer beschrijven
dat programma in Stapstenen: een
stabilisatietraining voor chronisch
getraumatiseerde meisjes met
gedragsproblemen. Volgend jaar de
resultaten van het effectonderzoek?
Welke diagnose Michael kreeg,
weten we niet. Of zijn
behandeling evidence-based was, ook niet.
Misschien wel, misschien niet. Voor
Michael zelf was dat niet van belang.
Hij was geholpen met de gesprekken
met de aardige psycholoog. In het
geweld van evicence-based,
diagnosebehandelcombinaties en zorgpaden
zouden we al snel vergeten dat een
goede relatie, zich geholpen voelen,
de basisvoorwaarde is voor effectieve
hulp. In Als je t mij vraagt voegt
Anneke Eenhoorn het verhaal van
Michael toe aan haar mooie reeks
personal histories.
De zestienjarige Holden Caulfield,
de beroemde hoofdpersoon uit The
Catcher in the Rye van Salinger had
geen psycholoog. Wellicht helaas
voor hem en voor ons vak, maar geen
psycholoog hebben levert de mooiste
proza op. Frits Boer herlas het boek
uit 1951 en geeft ons in
Psychobellettrie enkele interessante overwegingen
mee. Groeivrees noemt hij deze
bijdrage. De DSM kent dit probleem
niet. Vele jongeren wel en gelukkig
Boer ook.
Ouderverenigingen zijn
tegenwoordig niet meer weg te denken
in ons vak. Maar dat is nog niet zo
lang. Vroeger werden ouders meer
gezien als hinderlijke stoorzenders,
die ons belemmerden in de uitvoering
van ons heilzame werk. Een van de
mensen die in deze opvattingen
aanzienlijke verandering heeft weten te
brengen, is Arga Paternotte. Zij was
jarenlang het gezicht van Balans, de
landelijk vereniging voor ouders van
kinderen met
ontwikkelingsstoornissen zoals onder andere autisme en
ADHD. Kortgeleden nam zij afscheid.
Carolien Gevers sprak met haar over
verleden en toekomst.
Ook bij ons wordt dit jaar afscheid
genomen. Na meer (...truncated)