A PDF file should load here. If you do not see its contents
the file may be temporarily unavailable at the journal website
or you do not have a PDF plug-in installed and enabled in your browser.
Alternatively, you can download the file locally and open with any standalone PDF reader:
https://link.springer.com/content/pdf/10.1007%2Fs12479-016-0071-0.pdf
Muurbloem met oren en ogen
-
Vanaf 2017 komt een extra potje geoormerkt geld
beschikbaar voor coördinatie en scholing van
vrijwilligers in de palliatieve terminale zorg.
Staatssecretaris Van Rijn van Volksgezondheid, Welzijn en
Sport breidt de bestaande PTZ-subsidie namelijk uit
naar de inzet van vrijwilligers in instellingen die
worden gefinancierd uit de Wet langdurige zorg (de
opvolger van de AWBZ) zoals verpleeg- en
verzorgingshuizen, instellingen voor gehandicaptenzorg
en geestelijke gezondheidszorg. Het tarief van de
vergoeding wordt voor de verlengde duur van de
regeling tot 2022 bovendien jaarlijks met 3 procent
verhoogd. In zijn zogenaamde ‘voorhangbrief ’ aan
de Tweede Kamer spreekt de staatssecretaris van
“verbreding van het bereik van de bestaande
regeling”. Tot nu toe werden kosten van coördinatie en
scholing van VPTZ-vrijwilligers immers uitsluitend
gesubsidieerd bij inzet in hospices of bij ambulante
inzet, dus bij de zieken thuis. Wel bestaan er al
enkele samenwerkingsprojecten tussen lokale
VPTZ-kringen en residentiële zorgverleners, maar
daarbij neemt die laatste partij zélf de gederfde
PTZ-vergoeding voor haar rekening.
Deze maatregel, die overigens deel uitmaakt van een
veel breder pakket van wijzigingen in de
PTZ-subsidieregeling, kreeg in de landelijke pers slechts een
piepkleine vermelding, maar is naar mijn mening
een nieuwe mijlpaal op weg naar erkenning van
palliatieve zorg in het algemeen, en de plek van
vrijwilligers daarin in het bijzonder.
Bij gelegenheid van het 30-jarig bestaan van VPTZ
schreef ik in Pallium nummer 1 van 2014 dat
palliatieve zorg naar oorsprong geen medisch specialisme
was, en dat het dat pas sinds luttele jaren aan het
worden is. Ik knoopte er de vraag aan vast of
vrijwilligers ‘slechts’ wegbereiders zijn geweest, waarna
erkenning van hun pionierswerk vooral bleek uit
professionalisering en structurele financiering van
dit werkveld, of dat de eigenstandige waarde van de
inzet van vrijwilligers onverminderd geldt. Niet dat
ik daar de hand in had, maar ik had deze vragen
nauwelijks gesteld, of VPTZ gaf aan Anne
Goossensen de opdracht antwoorden op juist die vragen te
vinden. Zij zoekt in haar werk wegen naar
humanisering van de zorg en stelt in haar uitvoering van de
VPTZ-opdracht het begrip ‘waardigheid’ centraal.
Na inventarisatie van nationale en internationale
publicaties op het gebied van palliatie, zal ze
instrumenten ontwikkelen om ‘de opbrengst’ van
vrijwilligerswerk kenbaar en meetbaar te maken. Omdat
vrijwilligers nu eenmaal geen professionals zijn,
verwacht ze dat het nodig is nieuwe begrippen en
begripsinhouden te ontwikkelen om die
eigenstandige waarde te verwoorden.
Ik kan nauwelijks wachten op de bevindingen uit
haar langlopende onderzoek. Eerder heb ik in
columns wel aangegeven dat ik vond dat VPTZ een
te bescheiden publiek en politiek profiel heeft,
terwijl die 11.000 uitvoerende vrijwilligers, hun talloze
ingezette uren, die 220 lokale organisaties, die
honderden besturen en steunstichtingen na 30 jaren in
elke Nederlandse huiskamer sporen nagelaten
moeten hebben. Nu komen de VPTZ-vrijwilligers dus
ook naar de gevestigde zorg, naar
gezinsvervangende tehuizen, palliatieve units in verpleeghuizen,
grote en kleinschalige woon/zorgvoorzieningen.
Wim van de Graaf (1948)
is maatschappelijk werker.
‘De subsidie is een nieuwe mijlpaal op weg
naar erkenning van palliatieve zorg in het
algemeen, en de plek van vrijwilligers
daarin in het bijzonder’
Mijn eigen rol als ambulante VPTZ-vrijwilliger heb
ik onlangs in een interview benoemd als
“muurbloem met oren en ogen”. Ik ben benieuwd welke
termen Anne Goossensen me gaat aanreiken om die
rol preciezer te benoemen. (...truncated)