De klinische relevantie van cribriforme en intraductale prostaatkanker in diagnostische naaldbiopten
De klinische relevantie van cribriforme en intraductale prostaatkanker in diagnostische naaldbiopten
Charlotte F. Kweldam 0 1 2 3 4 5
Intan P. Kümmerlin 0 1 2 3 4 5
Daan Nieboer 0 1 2 3 4 5
Esther I. Verhoef 0 1 2 3 4 5
Ewout W. Steyerberg 0 1 2 3 4 5
Luca Incrocci 0 1 2 3 4 5
Chris H. Bangma 0 1 2 3 4 5
Theodorus H. van der Kwast 0 1 2 3 4 5
Monique J. Roobol 0 1 2 3 4 5
Geert J. van Leenders 0 1 2 3 4 5
0 afdeling Maatschappelijke Gezondheidszorg, Erasmus Medisch Centrum , Rotterdam , Nederland
1 afdeling Pathologie, Erasmus Medisch Centrum , Rotterdam , Nederland
2 drs. Charlotte F. Kweldam
3 Laboratory Medicine Program, University Health Network , Toronto , Canada
4 afdeling Urologie, Erasmus Medisch Centrum , Rotterdam , Nederland
5 afdeling Radiotherapie, Erasmus MC Kanker Instituut , Rotterdam , Nederland
Cribriform and intraductal prostate cancer are both associated with an adverse outcome after radical prostatectomy. We included all patients with prostate cancer from the first screening round of the European Randomized Study of Screening for Prostate Cancer (ERSPC). All available slides were revised and scored for presence of cribriform and/or intraductal prostate cancer. Outcome measurements were biochemical recurrence and diseasespecific survival. In total, 486 patients had Gleason score (GS) 6 (47%) and 545 GS ≥7 (53%). The disease-specific survival and biochemical-recurrence-free survival of CR/IDC--GS3+4 patients did not differ significantly from those with GS 6, while patients with CR/IDC+-GS3+4patients had a significant poorer outcome. Conclusion: The presence of cribriform and intraductal growth in prostate cancer, is a strong clinical prognostic marker with potential. The use of this variable in a clinical setting could contribute to reducing overtreatment of prostate cancer.
prostate cancer; cribriform; intraductal carcinoma
-
Samenvatting Cribriforme en intraductale groei zijn beide
geassocieerd met een ongunstige prognose na radicale
prostatectomie. In dit onderzoek werden alle patiënten van de
eerste screeningsronde van de European Randomized Study
of Screening for Prostate Cancer (ERSPC) met
prostaatkanker geïncludeerd. Alle uit deze screeningsronde
beschikbare coupes werden gereviseerd en gescoord op
aanwezigheid van cribriforme en/of intraductale groei.
Uitkomstmaten waren biochemisch recidief en ziektespecifieke
overleving. In totaal hadden 486 patiënten Gleason-score (GS) 6
(47 %) en 545 GS ≥7 (53 %). De ziektespecifieke en
biochemisch-recidiefvrije overleving van
CR/IDC–-GS3+4-patiënten verschilden niet van die van GS6-patiënten, terwijl
die van CR/IDC+-GS3+4-patiënten wel significant
verschillend waren. De conclusie luidt dat de aanwezigheid van
cribriforme en intraductale groei bij prostaatkanker een sterke
klinische prognostische marker is met veel potentie. Het
gebruik van deze variabele bij klinische beslisvorming zou
een bijdrage kunnen leveren aan het reduceren van
overbehandeling bij prostaatkanker.
De zorg omtrent prostaatkanker is uitdagend vanwege de
heterogeniteit in histologie, genetica en klinische uitkomst.
tumorpercentage (%)
*Kruskal Wallis test.
**Pearson’s Chi-square (χ2) test.
Gleason-score 6 Gleason-score
(n = 486) 3+4 =7
(n = 310)
gemiddelde (mediaan, IQR) of n (%)
Gleason-score 8
(n = 64)
Vandaag de dag worden klinische beslissingen grotendeels
gebaseerd op serum-prostaatspecifiek antigeen (PSA), het
klinische tumorstadium en de pathologische Gleason-score
(GS) van het biopt. De GS wordt bepaald aan de hand
van architectonische tumorgroeipatronen. Patiënten met de
laagste GS ( 6) hebben een uitstekende uitkomst, terwijl
degenen met de hoogste GS (9–10) de ongunstigste
prognose hebben [1]. De klinische uitkomst van GS7-patiënten
varieert sterk. Door de modificatie van de Gleason-score
in 2005 is de GS7-populatie sterk in omvang toegenomen
[2]. Ook in de praktijk is GS7 tegenwoordig de meest
voorkomende GS, terwijl vóór 2005 GS3+3 dat was. Het
verbeteren van de risico-inschatting in de GS7-populatie
is relevant, aangezien GS7 de klinische drempelwaarde is
voor het starten met actieve behandeling. Recente studies
hebben gesuggereerd dat de huidige brede definitie van de
Gleason-graad 4-patronen een mogelijke verklaring is voor
de variabele behandeluitkomsten bij
GS7-prostaatkankerpatiënten [3–6]. Zo is bijvoorbeeld aangetoond dat met name
cribriforme groei (een van de graad 4-patronen) in
prostatectomieën geassocieerd is met een ongunstige prognose
[3–6].
In de afgelopen jaren wordt in toenemende mate de
klinische relevantie erkend van het intraductale carcinoom van
de prostaat, een hoogrisicolaesie die wordt gedefinieerd als
maligne epitheel dat zich uitbreidt in grote acini en
ducten, waarbij de basale cellen echter behouden blijven. Het
intraductale carcinoom is niet opgenomen in de
tumorgradering, maar staat wel bekend om zijn sterke associatie met
een hoge GS, een vergevorderd tumorstadium, biochemisch
recidief en afstandsmetastasen [7–12]. Het (...truncated)