A PDF file should load here. If you do not see its contents
the file may be temporarily unavailable at the journal website
or you do not have a PDF plug-in installed and enabled in your browser.
Alternatively, you can download the file locally and open with any standalone PDF reader:
https://link.springer.com/content/pdf/10.1007%2Fs12479-017-0028-y.pdf
KNMG over tuchtuitspraak
palliatieve sedatie is geen 'u vraagt, wij draaien'
Onlangs ontstond onrust over een uitspraak van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg (RTG). De klacht bij de tuchtrechter kwam van de dochter van een mevrouw die in een verpleeghuis was overleden. De behandelend specialist ouderengeneeskunde had volgens de klacht in de laatste levensfase van patiënte onvoldoende rekening gehouden met haar wens van palliatieve sedatie. Hierdoor zou patiënte lichamelijk en psychisch onnodig hebben geleden. Het RTG oordeelde de klacht gegrond en gaf de arts een waarschuwing. Tegen de uitspraak is geen hoger beroep ingesteld.
-
Deze uitspraak leidde tot verontruste reacties. Zo
noemde Rob Bruntink deze in een blog “vergaand”
en “wonderlijk”. Hij meende dat de tuchtrechter
hierin patiënten het recht gaf om buiten bewustzijn
te sterven, want een arts “moet tot palliatieve
sedatie overgaan als de patiënt dat wil”, aldus Bruntink.
Maar dit staat volgens ons helemaal niet in de
uitspraak. En het is in onze ogen dan ook niet zo dat
de arts een verzoek om palliatieve sedatie moet
honoreren in de trant van “u vraagt, wij draaien”.
Wij komen als volgt tot deze andere conclusie.
Het RTG stelt dat de arts bij de beoordeling van
het lijden van patiënte niet alleen moet kijken naar
somatische klachten, maar ook naar geestelijk
lijden. Daarmee volgt de rechter de KNMG-richtlijn
palliatieve sedatie. In deze zaak heeft de specialist
volgens de tuchtrechter “een te beperkt blikveld
(…) gehad door op de wens van patiënte om
palliatief te worden gesedeerd, te reageren met een
beoordeling van vooral de somatische klachten.”
Ook heeft de specialist geen second opinion
gevraagd van een palliatief team en schoot,
volgens het RTG, de communicatie met de familie
(die de wens tot palliatieve sedatie herhaalde)
tekort. Op grond hiervan concludeert het RTG dat
de specialist “met zijn opstelling en handelwijze de
behoeften van de patiënt zelf onvoldoende centraal
heeft gesteld (en) (…) niet gehandeld (heeft)
volgens de KNMG-richtlijn palliatieve sedatie.”
Hiermee handelde hij in strijd met de zorg die hij als
arts behoorde te betrachten jegens patiënte en het
RTG oordeelde de klacht gegrond.
Maar let wel: het RTG maakt in de uitspraak
expliciet duidelijk dat de arts verantwoordelijk is voor
het beleid en niet de patiënt of de familie. Daarmee
bevestigt het dat het aan de arts is om te beslissen
over het wel of niet inzetten van palliatieve sedatie:
deze beslissing berust niet bij de patiënt of diens
familie. Terecht, menen wij. En tevens een
geruststelling voor al diegenen die dachten dat artsen
voortaan de wens van patiënt of familie klakkeloos
moesten volgen. Dat is uitdrukkelijk niet zo.
Overigens komt het RTG op basis van het dossier
en de zitting wel tot de conclusie dat patiënte
ondraaglijk leed. De vraag is of dit aan een RTG is
om (achteraf) te beoordelen, of dat dit
uitdrukkelijk aan de arts moet worden gelaten. Het RTG
verbindt hieraan echter niet de conclusie dat
gesedeerd had moeten worden: terecht heeft het dat bij
de arts gelaten.
Uitspraak van het Tuchtcollege die een
waarschuwing oplegde aan een SOG:
http://tuchtrecht.overheid.nl/zoeken/resultaat/uitspraak/2016/ECLI_
NL_TGZRSGR_2016_127?zoekterm=SOG&Pagina=1&ItemIndex=1
Door Antina de Jong en
Eric van Wijlick