KORT NIEUWS

Pallium, Mar 2011

Anouk Brinkman

A PDF file should load here. If you do not see its contents the file may be temporarily unavailable at the journal website or you do not have a PDF plug-in installed and enabled in your browser.

Alternatively, you can download the file locally and open with any standalone PDF reader:

http://link.springer.com/content/pdf/10.1007%2Fs12479-011-0020-x.pdf

KORT NIEUWS

Informatie over terminale zorg sluit niet aan bij doelgroep Veenendaal - Informatie over palliatieve zorg sluit niet altijd aan bij de informatiebehoefte van het algemene publiek, patinten en (potentile) mantelzorgers. Dit blijkt uit onderzoek van Den Hartog Zorgadvies en het Lindeboom Instituut in opdracht van Agora en de NPV1. Inventarisatie van het bestaande informatieaanbod in de palliatieve zorg wijst uit dat er veel materiaal beschikbaar is, maar dat dit lang niet altijd goed zijn weg vindt (via de hulpverlener) naar de verschillende doelgroepen. Hoe en waarover patinten worden genformeerd, is sterk afhankelijk van de manier waarop de informatievoorziening in een regionetwerk is geregeld. Bovendien verschilt de informatievoorziening per zorginstelling, per afdeling en per zorgprofessional. De informatievoorziening zou daarom beter moeten worden afgestemd op de specifieke behoeften van de doelgroepen en subgroepen. Ook moet bestaand materiaal worden aangevuld met ontbrekende informatie en zou het goed zijn als best practices worden verankerd in het zorgproces. - Uit de onderzoeksresultaten komt naar voren dat iedere doelgroep het liefst zelf het moment, de plaats en de inhoud van de informatieverstrekking bepaalt. Daarnaast bestaat de voorkeur om de informatie over palliatieve zorg te ontvangen via artsen; zowel mondeling als schriftelijk. Volgens de onderzoekers zijn palliatieve patinten te verdelen in vier subgroepen. Mensen die vooral gericht zijn op sterven en afscheid willen graag weten wat er gebeurt als je sterft. De sociale, volgende en vitale subgroep is juist gericht op informatie over leven, omgang met anderen en fit blijven ondanks de aandoening. Sommige patinten willen regie met betrekking tot de zorg; anderen willen het naderend levenseinde zoveel mogelijk regisseren. Ook in de doelgroepen algemeen publiek, mantelzorgers, en toekomstige mantelzorgers, ontdekten de onderzoekers subgroepen met een verschil in informatiebehoefte. Van de vier doelgroepen krijgen patinten de meeste informatie, maar weinig is gericht op sterven en afscheid. Er is weinig schriftelijke informatie over het stervensproces. Ook voor patinten die gericht zijn op vitaliteit is weinig informatie beschikbaar. Via internet is wel veel informatie te vinden over zorgaanbod in de omgeving. Mantelzorgers hebben meer behoefte aan informatie over de ziekte van de patint. Daarvoor zijn mantelzorgers nu nog vaak aangewezen op de patint zelf. Artsen moeten tot consensus komen over levenseinde bij pasgeborenen Den Haag Er zou meer overeenstemming moeten komen onder artsen over aspecten die van belang zijn bij de besluitvorming rondom actieve levensbeindiging bij ernstig gehandicapte pasgeborenen. Dit schrijft minister Edith Schippers (foto) van VWS in antwoorden op Kamervragen over het jaarverslag van de Commissie Late Zwangerschapsafbreking en Levensbeindiging bij Pasgeborenen (lza-lp). Naar aanleiding van berichtgeving in Trouw over het jaarverslag 2009-2010, stelden de PvdA-Tweede Kamerleden Khadija Arib en Jette Klijnsma vragen aan de minister over het lage aantal meldingen over levensbeindiging en zwangerschapsafbreking. In totaal werden vier meldingen van late zwangerschapsafbreking gedaan en n van levensbeindiging. Meldingen van afbrekingen voor de 24ste week van de zwangerschap worden bij de Inspectie voor de Gezondheidszorg gedaan en niet bij de lza-lp. Volgens de commissie oordelen artsen verschillend ten aanzien van de stervensfase bij pasgeborenen. Ook zijn artsen niet eensgezind over het zien van onvermijdelijk lijden als levensbeindiging of een natuurlijke dood. De commissie adviseert daarom om hierover tot een consensus te komen. Minister Schippers is het met de commissie eens, maar wil niet afdwingen dat de beroepsgroep een uniforme richtlijn over het thema opstelt. Volgens Schippers is het aan de artsen om hierover tot een consensus te komen. Houten Het risico om als gevolg van kanker te overlijden, is de afgelopen tien jaar gedaald. Mannen hadden in 2010 ongeveer 14 procent minder kans om door kanker te sterven dan in 2000. Bij vrouwen daalde het sterfterisico met circa 5 procent. Dit blijkt uit cijfers van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS). Uit de cijfers blijkt dat de sterftekans onder vrouwen minder hard is gedaald dan bij mannen. Met name longkanker is hierop van invloed geweest; de afgelopen decennia zijn vrouwen meer gaan roken, mannen juist minder. Verder is er bij zowel mannen als vrouwen een toename te zien van slokdarm-, alvleesklierkanker en melanoom. Ondanks dat de sterftekans de afgelopen jaren is gedaald, neemt het aantal sterfgevallen door kanker de laatste decennia geleidelijk toe. Deze groei wordt veroorzaakt door bevolkingsgroei en vergrijzing. In 2010 zijn in Nederland ruim 42.000 mensen aan de gevolgen van kanker overleden. Verandering van het risico om door kanker te overlijden, 2010 t.o.v. 2000. Bron: CBS Statline Agora publiceert visiedocument over spirituele palliatiev (...truncated)


This is a preview of a remote PDF: http://link.springer.com/content/pdf/10.1007%2Fs12479-011-0020-x.pdf

Anouk Brinkman. KORT NIEUWS, Pallium, 2011, pp. 3-4, Volume 13, Issue 2, DOI: 10.1007/s12479-011-0020-x