A PDF file should load here. If you do not see its contents
the file may be temporarily unavailable at the journal website
or you do not have a PDF plug-in installed and enabled in your browser.
Alternatively, you can download the file locally and open with any standalone PDF reader:
http://link.springer.com/content/pdf/10.1007%2Fs12479-011-0020-x.pdf
KORT NIEUWS
Informatie over terminale zorg sluit niet aan bij doelgroep Veenendaal - Informatie over palliatieve zorg sluit niet altijd aan bij de informatiebehoefte van het algemene publiek, patinten en (potentile) mantelzorgers. Dit blijkt uit onderzoek van Den Hartog Zorgadvies en het Lindeboom Instituut in opdracht van Agora en de NPV1. Inventarisatie van het bestaande informatieaanbod in de palliatieve zorg wijst uit dat er veel materiaal beschikbaar is, maar dat dit lang niet altijd goed zijn weg vindt (via de hulpverlener) naar de verschillende doelgroepen. Hoe en waarover patinten worden genformeerd, is sterk afhankelijk van de manier waarop de informatievoorziening in een regionetwerk is geregeld. Bovendien verschilt de informatievoorziening per zorginstelling, per afdeling en per zorgprofessional. De informatievoorziening zou daarom beter moeten worden afgestemd op de specifieke behoeften van de doelgroepen en subgroepen. Ook moet bestaand materiaal worden aangevuld met ontbrekende informatie en zou het goed zijn als best practices worden verankerd in het zorgproces.
-
Uit de onderzoeksresultaten komt naar voren
dat iedere doelgroep het liefst zelf het moment,
de plaats en de inhoud van de
informatieverstrekking bepaalt. Daarnaast bestaat de
voorkeur om de informatie over palliatieve zorg te
ontvangen via artsen; zowel mondeling als
schriftelijk. Volgens de onderzoekers zijn
palliatieve patinten te verdelen in vier subgroepen.
Mensen die vooral gericht zijn op sterven en
afscheid willen graag weten wat er gebeurt als
je sterft. De sociale, volgende en vitale
subgroep is juist gericht op informatie over leven,
omgang met anderen en fit blijven ondanks de
aandoening. Sommige patinten willen regie
met betrekking tot de zorg; anderen willen het
naderend levenseinde zoveel mogelijk
regisseren. Ook in de doelgroepen algemeen publiek,
mantelzorgers, en toekomstige mantelzorgers,
ontdekten de onderzoekers subgroepen met
een verschil in informatiebehoefte.
Van de vier doelgroepen krijgen patinten de
meeste informatie, maar weinig is gericht op
sterven en afscheid. Er is weinig schriftelijke
informatie over het stervensproces. Ook voor
patinten die gericht zijn op vitaliteit is weinig
informatie beschikbaar. Via internet is wel veel
informatie te vinden over zorgaanbod in de
omgeving. Mantelzorgers hebben meer
behoefte aan informatie over de ziekte van de
patint. Daarvoor zijn mantelzorgers nu nog
vaak aangewezen op de patint zelf.
Artsen moeten tot consensus
komen over levenseinde bij
pasgeborenen
Den Haag Er zou meer overeenstemming
moeten komen onder artsen over aspecten die
van belang zijn bij de besluitvorming rondom
actieve levensbeindiging bij ernstig
gehandicapte
pasgeborenen. Dit
schrijft
minister Edith
Schippers
(foto) van VWS
in antwoorden
op
Kamervragen over het
jaarverslag van
de Commissie
Late
Zwangerschapsafbreking en Levensbeindiging bij
Pasgeborenen (lza-lp).
Naar aanleiding van berichtgeving in Trouw
over het jaarverslag 2009-2010, stelden de
PvdA-Tweede Kamerleden Khadija Arib en
Jette Klijnsma vragen aan de minister over het
lage aantal meldingen over levensbeindiging
en zwangerschapsafbreking. In totaal werden
vier meldingen van late
zwangerschapsafbreking gedaan en n van levensbeindiging.
Meldingen van afbrekingen voor de 24ste week
van de zwangerschap worden bij de Inspectie
voor de Gezondheidszorg gedaan en niet bij
de lza-lp.
Volgens de commissie oordelen artsen
verschillend ten aanzien van de stervensfase bij
pasgeborenen. Ook zijn artsen niet eensgezind over
het zien van onvermijdelijk lijden als
levensbeindiging of een natuurlijke dood. De
commissie adviseert daarom om hierover tot een
consensus te komen.
Minister Schippers is het met de commissie
eens, maar wil niet afdwingen dat de
beroepsgroep een uniforme richtlijn over het thema
opstelt. Volgens Schippers is het aan de artsen
om hierover tot een consensus te komen.
Houten Het risico om als gevolg van kanker te
overlijden, is de afgelopen tien jaar gedaald.
Mannen hadden in 2010 ongeveer 14 procent
minder kans om door kanker te sterven dan in
2000. Bij vrouwen daalde het sterfterisico met
circa 5 procent. Dit blijkt uit cijfers van het
Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS).
Uit de cijfers blijkt dat de sterftekans onder
vrouwen minder hard is gedaald dan bij
mannen. Met name longkanker is hierop van
invloed geweest; de afgelopen decennia zijn
vrouwen meer gaan roken, mannen juist
minder. Verder is er bij zowel mannen als vrouwen
een toename te zien van slokdarm-,
alvleesklierkanker en melanoom. Ondanks dat de
sterftekans de afgelopen jaren is gedaald, neemt
het aantal sterfgevallen door kanker de laatste
decennia geleidelijk toe. Deze groei wordt
veroorzaakt door bevolkingsgroei en vergrijzing.
In 2010 zijn in Nederland ruim 42.000 mensen
aan de gevolgen van kanker overleden.
Verandering van het risico om door kanker te
overlijden, 2010 t.o.v. 2000. Bron: CBS Statline
Agora publiceert visiedocument
over spirituele palliatiev (...truncated)